Verliessituatie geen reden voor verlaging gebruikelijk loon

De houder van een aanmerkelijk belang in een vennootschap moet voor zijn werkzaamheden ten behoeve van die vennootschap ten minste een gebruikelijk loon in aanmerking nemen.

De Belastingdienst heeft over 2020 aan de in België wonende dga van een in Nederland gevestigde bv een aanslag inkomstenbelasting opgelegd. De dga heeft in Nederland geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. De bv heeft geen aangifte loonheffingen gedaan over 2020. De Belastingdienst heeft het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op een bedrag van € 46.000, geheel bestaande uit gebruikelijk loon. De dga bestreed de aanslag.

Omdat de dga geen aangifte over 2020 heeft gedaan, maar daartoe wel is uitgenodigd en is aangemaand, heeft de rechtbank de bewijslast voor de onjuistheid van de aanslag omgekeerd en verzwaard. Volgens de rechtbank berust de aanslag op een redelijke schatting van het inkomen door de inspecteur. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat de inspecteur aansluiting heeft gezocht bij de gebruikelijkloonregeling.

De dga voerde aan dat het gebruikelijk loon voor 2020 te hoog is vastgesteld, omdat de bv in dat jaar verlies heeft geleden. Dat zou aanleiding moeten vormen om het gebruikelijk loon op nihil te stellen. De dga heeft zijn standpunt niet onderbouwd. Het standpunt is niet te verifiëren, omdat de bv geen aangifte vennootschapsbelasting heeft ingediend. Een verliessituatie wil niet zeggen dat de dga geen arbeid heeft verricht en heeft niet tot gevolg dat het in aanmerking genomen gebruikelijk loon van € 46.000 te hoog is. De dga heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslag te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag ongegrond verklaard.