Landbouwvrijstelling bij inbreng van cultuurgrond in maatschap

De staatssecretaris van Financiën heeft vragen van de Eerste Kamer beantwoord over de stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. Dat wetsvoorstel beoogt het werkelijke rendement te belasten.

Omdat het bepalen van de economische huurwaarde van een niet-verhuurde onroerende zaak ingewikkeld is, voert het wetsvoorstel een forfaitaire benadering van de economische huurwaarde in. Voor deze vastgoedbijtelling is zo veel mogelijk aangesloten bij de werkelijkheid. De vastgoedbijtelling zal periodiek worden herijkt op basis van actuele gegevens over de huurwaarden en de kosten. Er is gekozen voor een netto-vastgoedbijtelling van 2,65%. Volgens de staatssecretaris heeft 90% van de woningen een hogere huurwaarde dan de huurwaarde waarmee in het forfait rekening is gehouden. De verwachting is dat de gedragseffecten en prijseffecten bij onroerende zaken van de invoering van het wetsvoorstel beperkt zullen zijn. 

Het wetsvoorstel kent drie categorieën onroerende zaken. In de eerste categorie wordt de netto-huuropbrengst belast. Dat is het verschil tussen de werkelijke huuropbrengst en de werkelijke kosten. In deze categorie vallen onroerende zaken die (nagenoeg) het gehele kalenderjaar zijn verhuurd. 
De tweede categorie bevat onroerende zaken, die het gehele jaar niet worden verhuurd. In dat geval wordt de vastgoedbijtelling belast. In de derde categorie is sprake van gemengd gebruik. Als de onroerende zaak in een kalenderjaar minder dan 90% van de tijd is verhuurd en de netto-huuropbrengst lager is dan de vastgoedbijtelling, geldt de vastgoedbijtelling. Als de netto-huuropbrengst hoger is dan de vastgoedbijtelling, is de netto-huuropbrengst belast. 

In het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 is voorgesteld om het werkelijke rendement van onroerende zaken en aandelen in startups te belasten via een vermogenswinstbelasting. Voor dit gedeelte van het vermogen sluit het wetsvoorstel aan bij de motie-Van Rooijen, die bij de behandeling van het Belastingplan 2024 is ingediend. Voor andere vermogensbestanddelen in box 3 is gekozen voor een vermogensaanwasbelasting. Een vermogensaanwasbelasting is economisch weinig verstorend en de Belastingdienst kan de aangifte dan grotendeels voorinvullen.