Streep door belastingrente door onzorgvuldigheid Belastingdienst

Een ondernemer schrijft haar onderneming in bij de Kamer van Koophandel. De onderneming is echter nog niet actief. De toekomstige ondernemer heeft dat jaar alleen inkomsten uit loondienst gehad. Voor de aangifte inkomstenbelasting schakelt zij de hulp in van een medewerker van de Belastingdienst (hulp bij aangifte). Deze medewerker heeft telefonisch de vragen van de aangifte besproken en de aangifte ingediend.  

De medewerker geeft aan dat er een winst uit onderneming is genoten van € 0, maar dat er wel recht is op zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Bij de omschrijving van de activiteiten van de onderneming is ‘niets’ ingevuld. De voorlopige aanslag wordt conform de aangifte opgelegd en leidt tot een behoorlijke teruggave, welke bij de definitieve aanslag weer moet worden terugbetaald. Met rente.

De ondernemer gaat hiertegen in beroep. Zij stelt zich op het standpunt dat het onterecht is dat zij bij de definitieve aanslag een bedrag moet terugbetalen, omdat dit het gevolg is van een fout die de medewerker van de Belastingdienst bij het indienen van haar aangifte heeft gemaakt. De rechtbank vat dit op als een beroep op schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

De rechtbank oordeelt dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden door de inspecteur, omdat de medewerker van de Belastingdienst fouten heeft gemaakt bij het indienen van de aangifte. Deze fouten zijn niet besproken en de ondernemer was zich er niet van bewust. Als gevolg van de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel heeft de rechtbank de beschikking belastingrente vernietigd.

De aanslag IB/PVV blijft in stand. De rechtbank heeft geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. De afwijking in de voorlopige aanslag (een bedrag aan winst uit onderneming van € 7.872 negatief, in plaats van nihil) is zo groot dat de ondernemer had moeten beseffen dat er sprake was van een fout.